fictief verhaal
Tot wederzien, tot wederzien !
al waar het moge wezen :
na lang of korten tijd, misschien
in 't ongekend nadezen !
Guido Gezelle - 1861
Chrissie
** woensdagochtend **
"Eigenlijk heb ik alleen nog thee of cappuccino uit een zakje."
Jesse stond een beetje bedremmeld in de deuropening. Ik wist niet of ik moest lachen of boos worden. Een zucht ontsnapte (hoorbaar?).
"Doe maar een zakje."
"Een theezakje?"
We schoten in de lach.
"Je bent gek."
Hij liep terug naar de keuken en mompelde nog iets over cappuccino. Ik wilde vragen wat hij zei, maar bedacht me. Jesse, Jesse, waar zit je hoofd toch? Warrom kon hij zo verschillend zijn? Dan weer een huis vol lekkere dingen, dat je je afvroeg of dat ooit op zou gaan voor de houdbaarheidsdatum was verstreken, dan weer als een halve zwerver met een aanrecht vol theezakjes en andere resten van de afgelopen week. Achter m'n ogen prikten tranen, waarom? Om Jesse?
Terwijl ik hem hoorde rommelen in kastjes - op zoek naar oude koekjes of suiker - zag ik hem voor me, zoals hij daar nu waarschijnlijk bezig was. Chaotisch, licht geïrriteerd, op zichzelf, op de hele wereld, kijkend naar wat hij zocht, zonder het te zien.
"Staat daar ergen de suiker?"
"Huh."
"Of hier de suiker stond, dromerig zusje van me, dat vroeg ik, zat je nog in Parijs?"
Ik schrok van zijn ploteselinge aanwezigheid.
"Kwaad geweten?"
"Een beetje moe nog, hallo, mag het? Ik heb wel even lekker een nachtje op een treinstoel doorgebracht."
"Ik zei toch dat je gek was. Hier."
Stil dronken we onze cappuccino op. Het was in elk geval goed geroerd, daar had niet iedereen het geduld voor. Maar ik heb tenminste een zeefje.
Ik moet hebben gelachen terwijl ik het dacht, want Jesse keek me in een flits strak aan, wantrouwend. Ik schrok van zijn blik. Hoorde hem in gedachte al vragen 'wat lach je', maar we kenden elkaar inmiddels te goed om zoiets nog te hoeven zeggen.
"Ik lach niet om jou, maar om mezelf."
Hij reageerde niet, pakte een boek van de kast, begon er in te lezen, legde het weer neer, keek naar mij en pakte het boek opnieuw. Zonder woorden vroeg hij van alles, zei hij van alles. Ik wilde wat zeggen, maar had geen zin in een discussie. Na dit nachtje had ik behoefte aan rust.
"Ik ga."
Jesse keek me aan, zei nog steeds niets.
"Even mijn benen strekken en wat slaap inhalen".
'Slaap inhalen kan niet', zei de Jesse in mijn hoofd.
Maar Jesse op de stoel zweeg.
Niet mijn dag laten vergallen door zo'n stomme bui. Weggan, niet schuldig voelen, gewoon weggaan. Doe wat je van plan was, dacht het in mijn hoofd. Maar ik voelde me schuldig. Moest ik wat vragen? Het klopte nu in mijn hoofd, alsof er een spijker doorheengeslagen was, tenminste, wat ik me daarbij voorstelde. Mijn hoofd won het van mijn schuldgevoel. Ik gaf Jesse een kus op zijn voorhoofd, pakte mijn tas op en liep naar de deur.
"Chris heeft gebeld."
Chris? Wat moest die? En waarom belde hij naar Jesse? Zou er iets mis zijn gegaan met de verwerking van de aanvragen? Nee, dan zou hij niet naar Jesse hebben gebeld. Ik wilde het vragen, maar Jesse was me voor.
"Niet een hij-Chris, maar een zij-Chris."
Met een zachte plof stond mijn tas weer op de grond. Het voelde alsof ik dat was. Ik staarde naar Jesse, hij staarde terug. Tien jaar, nee, mijn hele leven raasde in enkele seconden, misschien zelfs nog sneller, door me heen. En ik wist dat Jesse dat ook had gehad en waarschijnlijk nog had, vanaf het moment dat ze belde tot nu toe.
Weer voelde ik de tranen achter mijn ogen prikken. Weer datzelfde schuldgevoel als daarnet toen ik weg wilde gaan.
Nee, geen schuldgevoel, dat was het daarnet ook niet. Het lijkt erop. Meer een gevoel wat daaraan verwant is. Het gevoel dat alles anders had kunnen zijn als....
Schuldgevoel verlamt, dan kun je jezelf niet meer tot actie aanzetten, tenminste, zoals ik het zie. Zoals bij mamma, die niets meer van zich laat horen. Die zich, volgens Anneke, heeft verdronken in haar eigen schuldgevoelens ten opzichte van ons, van oma en wie weet wie.
Eigenlijk ten opzichte van zichzelf, denk ik. Maar dat zal ik niet aan Anneke zeggen, ik denk dat ze het niet begrijpt. Ik begrijp zelf al nauwelijks wat ik bedoel, dus hou ik het maar voor me.
Het was lang stil. Al zou iemand zeggen dat het maar drie seconden waren dan had ik het niet geloofd, voor mij leken het uren.
"Ze komt volgende week. Als je haar wil zien, zou ze het erg leuk vinden, maar ze kon zich goed voorstellen dat je dat te moeilijk vond."
Wanneer had hij haar gesproken, hoe lang, waarover hadden ze het gehad, wat deed ze nu, waarom kwam ze, hoe was het met de rest van de familie?
"Ik zal er over nadenken" zei ik en ging.
(wordt vervolgd)
Mariken